Vers 6691 Maria plezant gedichtje

Adam leefde lang geleden,
eenzaam in de tuin van Eden,
met de zegen van de Heer,
wat verlangt een mens nog meer.
Hij liep lekker in z'n blootje
baadde zon en baadde pootje,
in het water van de beek,
zeven dagen van de week


Adam leefde zonder zorgen,
tot dat hij op zekere morgen,
plotseling ontdekte dat
ieder dier een vrouwtje had !
Hij zei:'Heer, ik wil niet klagen,
maar ik zou U willen vragen
onderdanig en beleefd,
of U ook voor mij een vrouwtje heeft.'


'Goed,' zei God,'ik zal mijn best doen,
maar dan moet jij zelf de rest doen.
Ik zal zorgen voor een vrouw,
die haar leven deelt met jou'
Adam liep van pret te zingen,
hij kocht twee verlovingsringen.
Prijs de Heer, ik krijg een wijf,
al kost 't me een rib uit 't lijf.'


En toen Adam lag te slapen,
heeft de Heer de vrouw geschapen,
't Was een droom van elke man,
alles d'r op en alles d'r aan.
En ze leefden heel tevreden,
samen in de tuin van Eden.


Tot dat op zekere dag,
Eva de boom met appels zag,
Eva dacht:'Wat kan het schaden
aan zo'n boom zo volgeladen.
Ofschoon de Heer het mij verbiedt,
mist men een, twee appels niet.'
Eva brandde van verlangen
toen zij al dat fruit zag hangen,
Ze nam een hap terwijl ze zei:
An apple a day keeps the doctor away.


Toen was 't gedaan het mooie leven ,
Het paradijs werd opgeheven,
Door een appel, zo ik weet,
werken wij ons nu in 't zweet,
Door het eten van die appel,
werken wij ons nu te sappel:
Het is daarom dat ik beweer:
Snoep verstandig, eet een peer!'
met de groeten van de ''Heer”