Terug naar startpagina

 


Oleander

Hallo Martijn,

Ik heb een vraag over een struik die dicht bij mijn hok staat.
Ik krijg mijn jonge duiven helaas niet zoals ik ze wil hebben. Ze trainen niet naar mijn zin en er zijn er inmiddels ook al een aantal verspeeld. Ik ben mij af gaan vragen wat er anders is dan andere jaren. Nu heb ik dit jaar op een halve meter van het raam van mijn hok een prachtige struik staan die prachtig bloeit. Het gaat hier om de Oleander. Ik heb er naar gezocht en gezien dat dit een van de meest giftige planten is bij opname van de bloemen/bladeren. Nu is mijn vraag of u (of een van de lezers van deze rubriek) mij kan vertellen of alleen de aanwezigheid van deze plant/struik al nadelig kan zijn voor duiven. Bijvoorbeeld door het verstuiven van zaad o.i.d.

Met vriendelijke groet,
Peter

Peter, de bloesemgeur is ook giftig van de ezeldoder ( bijnaam oleander)

Geschiedenis van de oleander

An en Coen Keunen-Keunen
“Parel onder de kuipplanten”
Zo luidde de titel van de inleiding die Jasper Smit hield op een van de bijeenkomsten van de vroegere oleanderkring.
Nerium Oleander
De Oleander is een van de oudste cultuurgewassen der mensheid. Al eeuwenlang is de plant geliefd om zijn bloemenpracht en tegelijkertijd gevreesd om zijn venijn. Een van de oudste namen waarmee de Oleander is getooid, getuigt daarvan: de “ezeldoder”. Zo noemen inheemse Persische stammen haar. Nauw verbonden is het medicinaal gebruik van sap en bast.
Het karakter van de plant is lang geleden in het oude China voor mijn gevoel onovertroffen in dit woord gevangen: “Kapchukto”. De naam die de Mandarijnen haar toen gaven, betekent “Gratie tussen perzikbloesem en bamboe in”. Wanneer een Chinese aristocraat zich aan het schrijven van gedichten overgaf – de poëzie stond in hoog aanzien- was zijn kamer opgesierd met bundels oleanderbloesem. Alleen omgeven door het symbool van bevalligheid en schoonheid zou de hand de juiste woorden weten te vinden.
In India is de bloesem van oudsher gewijd aan Shiva, de god der schepping. De oleander is dan ook altijd geplant bij de aan hem gewijde tempels. De bloesem mag evenmin ontbreken op het altaar.


Historie
De ons bekende oudste afbeelding is die van 1400 voor Christus in het paleis van Minotaurus, te Knossos op Kreta. Dankzij de ramp die zich in 79 aan de voet van de Vesuvius voltrok kunnen wij nu getuige zijn van de prominente plaats die de Romeinen voor de oleander in hun tuinen inruimden. De Romeinen hielden van groene tuinen en daarom van planten met fraai en opvallend blad. Bij zo’n groene aanplant werd een maximum aan raffinement bereikt door een enkele kleurentoets toe te voegen. De roze overdaad van de oleander werd daarbij bovenal verkozen. Zozeer zelfs, dat de oleander de meest voorkomende plant is op de muurschilderingen waarmee de Romeinen tuinmuren en woonvertrekken lieten opluisteren.
In de eeuwen na de ondergang van het Romeinse rijk is de oleander vaste gast in de medicinale kloosterhoven. Ook kwam de plant de eer toe het portaal van de kerk te mogen sieren tot Gods hof.
Vanaf de 16e eeuw vinden we het nodige over de oleander in de plantenboeken van die tijd. In 1547 wordt melding gemaakt van de enkelbloemige witte oleander. Alle eeuwen daarvoor is er alleen sprake van de enkelbloemige roze – hetzij in geschrift, hetzij op genoemde afbeeldingen. De enkelbloemige witte oleander is gevonden op Kreta. In 1596 heeft men in Zuid-Italië en op Sicilië enkelbloemige rode exemplaren aangetroffen.
Met de ontdekking van de routes naar Azië komt geleidelijk aan het stekken en verslepen van de aldaar aangetroffen planten op gang. Zo zien we in 1680 vermeld dat de geurende oleander van Brits-Indië verscheept werd naar de tuinen van Kew, nabij Londen. Enkele jaren daarna introduceert men de gevuldbloemige roze, afkomstig uit Ceylon.
Kleine verschillen, vooral bij de kroonbladeren, doen de veronderstelling groeien dat het gaat om twee of drie soorten, vandaar “Nerium odorum” en “Nerium indicum”. Recent onderzoek aan de Landbouwuniversiteit te Wageningen heeft aangetoond dat er slechts sprake is van varianten binnen één genus.
De 18e en 19e eeuw laten een intensivering van het continentaal verkeer zien en daarmee een versnelling van de variatie binnen het geslacht Nerium:
1697 – streepjes in de bloemen
1748 – bont blad
1812 – de geelkleurige oleander wordt vermeld (helaas blijft nog onduidelijk of het
gelukt is die te kweken of dat het een vondst van de natuur was)
1818 – de vleeskleurige oleander (meer een abrikoosachtige kleur).








Snelle ontwikkeling, nieuwe rassen
Hierna gaat de ontwikkeling razendsnel. De oleander raakt ontzettend populair, met name bij de nieuw opgekomen klasse van rijke ondernemers en havenbaronnen. Rond 1840 is het al mogelijk om er een collectie van 36 rassen op na te houden. Tien jaar later dient een voltallige verzameling 58 rassen te omvatten. De enorme populariteit verlokt tal van kwekers in Zuid-Frankrijk zich te specialiseren in het speuren naar nieuwe en sterkere rassen. Primus inter pares is kweker Claude Sahut te Montpellier. In 1898 maakt hij in zijn verkoop catalogus melding van 170 rassen!
Overigens, de hausse rond de oleander is onder de snel tot welvaart gekomen entrepeneurs in de zuidelijke staten van het jonge Amerika zo mogelijk nog groter. De collega van Sahut, John Saely in Florida, heeft rond 1850 al 60 rassen gekweekt.
Een deel van de door Sahut ontwikkelde rassen is – via familiebanden – terechtgekomen in de collectie van kweker Jean Rey, thans gevestigd in Hyeres, nabij Toulon (Franse Riviëra). Daar gaan elk jaar 80.000 oleanders verdeeld over 30 rassen om!
Ook de collectie van John Sealy is via familiebanden redelijk in stand gebleven. De laatste jaren mede dankzij de inspanning van de “International Oleander Society” te Galveston. Een lid van onze vereniging, tevens oud-redacteur van “De Parel”, Frank Pagen, is er op uitnodiging verscheidene keren geweest.
Er heeft herhaaldelijk uitwisseling van stekken tussen Florida en Montpellier plaats gevonden, waarvan de namen van oleanders in de verschillende catalogi getuigen. Maar hoe dit alles precies heeft plaatsgevonden – met name de naamsveranderingen – is tot nu toe niet onderzocht. Hier ligt een mooie taak.
Diverse vormen
Wij kennen oleanders met enkelvoudige samengestelde bloemen, twee soorten dubbelbloemige oleanders en oleanders met meervoudige samengestelde bloemen.
- De enkelvoudige kent vijf bloemblaadjes, waarbij onderscheid gemaakt kan worden naar de vorm. Sommige hebben een vrijwel symmetrisch bloemblad; anderen kennen asymmetrie en leveren bloemen met het bekende op windmolentjes lijkende aanzicht (‘draaiend’ met de klok mee).
- De dubbele en meervoudsvormen ontstaan doordat de kroonblaadjes zich via mutaties ontwikkelen tot bloemblaadjes. De plant doet dat nogal warrig en dat is deze bloemen aan te zien. De schoonheid van deze dubbele oleanders komt dan ook vooral van de kleur en soms de geur. Zij lenen zich goed voor laan- en hegbeplanting.
Als vensterbank- of terrasplant zijn zij wegens verfomfaaid ogende bloemen niet zo geliefd.
Rond 1850 duikt een dubbele variant op. Die met de dubbele kroon. Anders dan de zojuist genoemde dubbele vorm, zijn bij deze oleandervariant de bloemblaadjes niet vergroeid tot een kroonbuis – waarbij het ene bloemblad beter in de rangschikking is ingepast dan het andere, vandaar het warrige aanzicht als resultaat. Er is sprake geweest van twee in elkaar passende kroonbuizen. Deze dubbele bloemen zijn eenvoudig te herkennen, doordat de kroonbuizen gemakkelijk los, dus uit elkaar te trekken zijn.
Men houdt dan als het ware twee fraai symmetrische ‘ enkelvoudige’ bloemen over.
Na 1868 legt Claude Sahut zich toe op het vinden van nieuwe rassen met deze bloemopbouw.
Het resultaat levert een aantal uiterst fraaie oleanders op met zelfs drie- en viervoudige kronen:
“Louis Pouget” (grote bloem, zachtroze, dubbel),
“Commandant Barthelemy” (rood, dubbel, soms met witte streepjes, vanillegeur),
“Professeur Planchon” (drievoud, roze, zachtgeurend. Dit is de hier ten lande alom aanwezige “dubbele” oleander, een tijdlang getooid met de naam “Amboina”).
Nog een enkele opmerking over de mogelijke giftigheid van het sap en zelfs de bloesemgeur.
In oude publikaties worden daar bloedstollende verhalen over weergegeven.
In mijn ogen wordt daarin ernstig overdreven, gedenk de oeroude naam “ezeldoder”!
Gelukkig zijn er twee praktische beperkingen.
De eerste is de bittere smaak van het sap. Dit belet absoluut dat je er een blad of zelfs meerdere bladeren van verorbert.
Tweede beperking is de lage intensiteit van de zonneschijn in ons land. Deze leidt er niet toe dat de giftige stoffen in hooggeconcentreerde vorm in de plant aanwezig zijn. Anders is het niet te verklaren dat een kind van mij het nuttigen van een blad zonder enig nadeel doorstond. Let dus goed op bij heel kleine kinderen omdat die nog niet goed smaken kunnen onderscheiden!
Voorstelbaar is dat onder veel zonniger omstandigheden en bij bijzondere handelingen er wel gevaar kan ontstaan.
Zo berichtte het weekblad Time enige jaren geleden over een jongen van 12, die omgekomen was door oleandersapvergiftiging. Hij was worstjes gaan braden en gebruikte daarbij een oleandertak als braadpen. Giftig sap was in de worstjes getrokken. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen. De hitte van het vuur heeft het sap ingedikt en wellicht de bittere smaak verzacht. Niet uitproberen dus!






 





 


vraag kan men stellen op oomentijn@hotmail.com

Oudere vragen klik hier....


 

 

 

 

 

 

 

 

  

 

 

Terug naar startpagina