Terug naar startpagina

 

Keuring

 Vraag:

 Martijn  een duif heeft nu nog 4 oude pennen komt hij er nog door      Voor de tt 15-12-2013. ????

Antwoord:

 Vermoedelijk zal hij nog 1 pen hebben die geruid moet worden maar 15-12 is dit toegestaan pas per 1-1-14 dient de vleugel geheel geruid te zijn ( opm ik vermoed dat inmiddels het regelement nog is versoepelt)

 Uit keuringsregelement

 * Kwaliteit van pluimen en staart 

Hieronder vallen: slagpennen, broekpennen, staartpennen, dekveren en donsveren.

De pluimen dienen zacht te zijn.

De pluimen moeten doorlopen over bovenstuit naar de staart.

De staart moet in gesloten toestand smal en niet te lang zijn.

De staart heeft 12 staartpennen en moet uitgeruid zijn naar gelang de tijd van het jaar.

Beide vleugels moeten een gelijk aantal slagpennen hebben.

Uitgeruide duiven moeten minimaal 10 slagpennen hebben.

De laatste slagpen moet op 1 januari volledig ingegroeid zijn.

Keuringstegelement

 Martijn kunnen we beschikken over het keuringsegelement zodat we weten als we aan de tt meedoen waar we op moeten letten 

Antwoord:

 Jazeker vergeet niet dat een tt een mooi en leerzaam tijdverdrijf is 

01

REGLEMENT: handkeuring

Algemeen

Het lichaam van de duif moet een stevige indruk geven: het mag niet te lang zijn, niet te grof van bouw zijn en niet te klein.

De vleugels moeten goed gesloten gedragen worden tegen het lichaam en moeten elkaar ontmoeten boven de staart.

 De borst moet naar evenredigheid van de grootte van de duif zijn. Het liefst zo breed mogelijk. Het lichaam van de duif moet als het ware een driehoek vormen met de borst als basis.  

De diepte van het lichaam moet overeenkomstig het geheel zijn. Het uiterlijk van een duif moet verraden dat het een doffer of duivin is.

1. * Kop: belijning en uitmonstering (incl. oogranden)

De grootte van de kop moet in verhouding tot het overige van de duif zijn: aan de bovenzijde afgerond en naar achteren geleidelijk in de nek overgaand, zonder onderbreking vanaf het puntje van de snavel.

De kop moet goed gevuld zijn tussen de ogen.

 De neusdoppen moeten gelijkmatig en symmetrisch zijn en wit van kleur. Een doffer mag geen te fijne neusdoppen hebben.

 De snavel moet stevig en gesloten zijn als de duif in rust is. De hals moet goed afgerond zijn, zogenaamd uitgesneden.

Oogranden moeten duidelijk aanwezig zijn, maar niet te grof en moeten gelijkmatig, zonder vergroeiingen zijn. De kleur moet wit, grijs of rose zijn.

 De kop moet het geslacht uitstralen.

Fouten:

·         Een te grove of te kleine kop. Een te vierkante of te platte kop.

·         Een niet goed gesloten, te lange, te weke of te slappe snavel.

·         Een kuif. (Een duif met een kuif krijgt op dit onderdeel punten in mindering en hiervoor niet bij het onderdeel de pluim.)

 

   * Oog: ligging en uitdrukking

De kleur van de iris speelt geen rol. De ogen moeten beide gelijk van kleur zijn. Bij bonte duiven is een iets bont oog toegestaan.

Het oog moet goed ingesloten liggen in de oogranden. Aan achterzijde is enige ruimte toegestaan.

Het oog moet glanzend en levendig zijn en “iets uitstralen".

02

 Fouten:

·         Een nat en verkleurd oog. Geheel donkere of zwarte ogen of ogen, die flets van kleur zijn.

·         Misvormde pupil.

·         Een oog dat aan de voorzijde niet ingesloten ligt in de oogrand.

·         Ogen met een domme of slome uitdrukking.

 2. * Vleugels en gewrichten

De totale omvang van de vleugel moet evenredig zijn met het formaat van de duif.

De vleugel moet soepel gespierd zijn en deze als het ware geven bij opening.

 De vleugel moet dik en dakpansgewijs bedekt zijn met dekveren en ook aan onderzijde goed bepluimd zijn.

 De achtervleugel moet goed gesloten zijn en de lengte van de broekpennen niet te lang in vergelijking tot de slagpennen. De achtervleugel moet mooi recht en enigszins gebold zijn. De voorarm moet kort, dik en stevig zijn.

 

De vleugelpennen moeten soepel zijn. Ze moeten breed zijn en naar het uiteinde toe evenredig wat smaller worden.

 De eerste slagpennen zijn rechtlijnig en vormen een gesloten geheel.

 Vanaf het midden van de vleugel zijn de laatste slagpennen vooruitspringend, zodat zij samen de indruk geven over een goede “slagkracht" te beschikken. Deze laatste slagpennen moeten aan de toppen enigszins afgerond zijn.

 De gewrichten moeten alle een stevige indruk geven.

 Fouten:

·         Een te lange of te korte vleugel t.o.v. het lichaam. Een stramme of moeilijk te openen vleugel. -Te smalle of te brede pennen.

·         Te veel ruimte tussen de pennen onderling als de vleugel open is.

 

    * Kwaliteit van pluimen en staart      

Hieronder vallen: slagpennen, broekpennen, staartpennen, dekveren en donsveren.

De pluimen dienen zacht te zijn.

De pluimen moeten doorlopen over bovenstuit naar de staart.

De staart moet in gesloten toestand smal en niet te lang zijn.

De staart heeft 12 staartpennen en moet uitgeruid zijn naar gelang de tijd van het jaar.

Beide vleugels moeten een gelijk aantal slagpennen hebben.

Uitgeruide duiven moeten minimaal 10 slagpennen hebben.

De laatste slagpen moet op 1 januari volledig ingegroeid zijn.

 

03

 

Bij keuring voor die tijd beoordelen of op deze datum de duif volledig uitgeruid is wat betreft staartpennen en slagpennen. Een duif moet goed bepluimd zijn met dekveren. Vooral de broekpennen en slagpennen moeten zowel van boven als van onderen op de schachten optimaal bedekt zijn met dekveren.

 

Fouten:

·         Niet volledig uitgeruide duiven. De eerdergenoemde datum 1 januari is in deze maatstafgevend.

·         Stugge, dikke schachten.

·         Duiven die niet goed gevuld zijn met dekveren. Vooral vleugels moeten goed bedekt zijn.

·         Beschadigde pennen en/of dekveren en alsmede beschadigingen aan pennen tengevolge van een storing in het groeiproces.

·         Niet volgroeide pluimen.

·         Droge pluim, gespleten pen(nen), in gelijmde pen(nen), bloed- pen(nen), buispen(nen), strik (of jabot of weerborstel).

·         Bevederde poten. Enigszins lichte bevedering van het been is toegestaan.

·         De tenen mogen niet bevederd zijn.

·         Een elfpenner of meer is een lichte fout, indien de vleugel daardoor een onregelmatige indruk geeft.

 

3. Rug, lendenen en bovenstuit

De rug, lendenen en bovenstuit moeten een stevige indruk geven en enige druk kunnen weerstaan.

De rug, lendenen en bovenstuit moeten naar evenredigheid van de grootte van het lichaam van de duif ontwikkeld zijn.

De rug moet breed zijn en samen met de lendenen vol aanvoelen en beide moeten samen met de bovenstuit geleidelijk overgaan naar de staart.

Een enigszins holle, soepele rug is toegestaan.

De bovenstuit moet goed gevuld zijn.

Fouten:

·         Een zwakke, te bolle, te holle of te smalle rug.

·         Een niet goed gevulde bovenstuit.

04

 

 

4. * Onderbouw, borstbeenkam en stuitbeentjes

Het borstbeen moet glooiend tot aan de stuitbeentjes weglopen en moet een goede aansluiting hebben met de stuitbeentjes.

 

De twee stuitbeentjes moeten stevig aanvoelen. Ze moeten  symmetrisch t.o.v. elkaar zijn en goed gesloten zijn. Bij een duivin mogen ze meer flexibel zijn.

 

De duif moet goed op haar poten staan en de poten moeten goed gevormd zijn.

 

Fouten:

·         Een zwak geraamte.

·         Het borstbeen te grof, te diep of te plat, krom, ingedeukt of anderszins beschadigd.

·         Te slappe of ongelijke of misvormde stuitbeentjes.

·         Kromme poten.

·         Te hoog op de poten staande duif.

·         Misvormde tenen. Afgebroken of te lang doorgegroeide nagels.

 

   * Evenwicht

 

Het lichaam van de duif moet qua gewicht en ligging in de hand bij de duif passen.

De duif moet evenwichtig aanvoelen zonder voorover te hellen.

   * Spieren

De spieren van een duif moeten duidelijk voelbaar zijn. Er moet “leven” in zitten. Er mag geen sprake zijn van vetweefsel. De grote spierbundel moet zo lang mogelijk tot het einde van het borstbeen doorlopen.

 

Fouten:

·         Een te schrale. of te vette duif.

·         Tekenen van slijtage.

 

5. * Indruk

Een duif moet levenskracht, elegantie en kwaliteit uit- stralen.

 

Fouten:

·         Sporen van kruising(en) met andere rassen, die eventueel de eigenschappen van de postduif schaden.

   * Conditie

De duif moet een zogenaamde "vliegconditie” hebben.

Duidelijke kenmerken van conditie zijn o.a.: “warm” en vettig aanvoelen, schoon van lijf en ledenmaten, vrij van ongedierte, vetvlekken en wit poeder op de pluimen, strak in de veren, vooral ook rond de kop, witte neusdoppen, glanzend droge ogen, schone, glanzende poten en vrij van ongedierte.

05

 

Algemene opmerkingen:

 

·         Puntenwaardering:

 

De onderdelen la en 1b moeten apart beoordeeld worden met de cijfers 17, 17½, 18, 18½ of 19 (hier mogen dus geen Ό punten staan!).

Hetzelfde geldt vaar de onderdelen 5a en 5b, het gemiddelde moet in de achterste kolom ingevuld worden.

De onderdelen 2,3 en 4 worden beoordeeld met een cijfer van 17 t/m 18½

De onderdelen 2,3 en 4 mogen ook beoordeeld worden met Ό punten, indien kleine afwijkingen geconstateerd worden.

 

·         De cijfers in de laatste kolom hebben de volgende waardering tot gevolg:

17     = slecht

17½  = onvoldoende

18     = voldoende

18½  = goed

19     = uitmuntend, bij uitzondering te gebruiken.

Gradatie op 1/4 en 3/4 liggen tussen bovengenoemde waarderingen in.

 

·         De eindcijfers kunnen variλren van 85 tot en met 93 punten voor oude en jarige duiven.

·         Jonge duiven kunnen als eindcijfer maximaal 92½ punten halen.

·         Voor een klasse late jongen geldt 91½ punten als hoogste waardering. Zij dienen nog op minstens 2 oude pennen te staan per vleugel.

·         Indien bij de prijsklassering blijkt, dat meerdere duiven met een gelijk aantal punten voor prijs in aanmerking komen, zal de uiteindelijke klassering via een eindvergelijking worden bepaald, waarbij het hoogste aantal punten voor indruk en conditie beslissend is.

·         De eenmaal toegekende punten mogen nimmer worden veranderd.

·         Bij de prijsbeoordeling van groepen duiven (viertallen, e.d.) worden de individuele punten opgeteld en dat totaal is beslissend voor de prijsvolgorde.

·         Bij gelijke puntentotalen is de collectie als eenheid beslissend.

·         Indien uit meerdere klassen de mooiste duif moet worden bepaald, komen alleen die duiven in aanmerking, welke in een van de betreffende klassen de eerste prijs behaalden. De duif met het hoogste aantal punten is winnaar. Hebben meerdere eerste prijswinnaars een gelijk aantal punten, dan beslist de keurmeester na herkeuring.

·         Hebben in het laatste geval meerdere keurmeesters op een tentoonstelling gekeurd, dan beslist iedere keurmeester na herkeuring voor een duif. De meerderheid voor een bepaalde duif geeft de doorslag. Wordt geen overeenstemming bereikt, dan beslist het lot.

 

06

·         Het is niet toegestaan op de label mededelingen te plaatsen, welke een vorm van waarzeggerij inhouden. Alleen waarneembare fouten of afwijkingen kunnen omschreven worden.

 

Indeling der kleuren

1.      Blauw

Vleugelschilden zijn helder blauw tot grijsachtig van kleur en de banden zwartachtig van kleur.

Een begin van de derde band moet niet als fout worden aangemerkt.

2.      Blauwkras en zwartkras

Lichtblauwkras, blauwkras, donkerblauwkras, zwartkras, evenals zogenaamd blauwgehamerd, waarbij sprake is over het gehele vleugelschild blauwe kleur worden als een kleur aangemerkt.

3.      Rood en roodkras

Lichtroodkras, donkerroodkras en over de gehele pluim een regelmatige donkerrode kleur worden als een kleur samengevoegd, waarbij een lichter getinte stuit of een lichter gekleurde kop is toegestaan.

4.      Vaal

Zoals bij blauw geformuleerd, vleugelschilden van witachtig tot roodachtig van kleur met bruine banden. Lichtere nek, hals en kop is toegestaan.

5.      Niet genoemde kleuren

Hieronder vallen alle bonten, ook zogenaamde ooievaars,

isabellen, grauwen en andere afwijkende kleuren. Een wit of enkele witte veertjes bij het oog (zogenaamde spat) blijven onder de eigen grondkleur. Witte nagels of lichtere tint van het hoornachtige snavelgedeelte blijven eveneens onder de eigen grondkleur.

 

Opmerking:

·         Blauw, blauwkras of zwartkras met bonte onderbedekking, met witte of bonte stuit of rug behoren niet bij bont, doch bij blauw, respectievelijk blauwkras of zwartkras.

 

Overige indelingen:

 

·         Het is de tentoonstellingscommissie toegestaan de duiven in diverse prestatieklassen in te delen.

·         Ook kunnen indelingen gebaseerd zijn op basis van geslacht en leeftijd.

·         Geadviseerd wordt om de klassen zo te bepalen, dat een klasse niet meer dan 40 duiven bevat.

·         Geadviseerd wordt om bevlogen en onbevlogen duiven te scheiden.

 

Opmerking:

·         Het keuren van duiven moet geschieden met inachtneming van het tentoonstellingsreglement NPO.

 07

LABEL: HANDKEURING

 

1

 

 

 

KOP : Belijning en uitmonstering

 

 

OOG : Ligging en uitdrukking

2

 

 

 

Vleugels en gewrichten

 

 

 

Kwaliteit van pluim en staart

 

3

 

 

 

Rug, lendenen, bovenstuit

 

 

 

 

 

4

 

 

 

Onderbouw, evenwicht, spieren

 

 

 

Borstbeenkam, stuitbeentjes

 

5

 

 

 

Indruk

 

 

Conditie

 

 

 

 

Totaal punten ( Max. 93 punten)

 

 

 

 

 

KOOINUMMER:………………………………………………….

 

NAAM : …………………………………………………………….

 

RINGNUMMER : …………………………………………………

 

BEKRONING : ……………………………………………………

 

 

OPMERKING :_______________________________________________________________________

 KEURMEESTER :

 

08

 

REGLEMENT: zichtkeuring

Bij een zichtkeuring wordt van de keurmeester een oordeel gevraagd over de duif / duiven, die tentoongesteld is l zijn zonder dat hij deze in de hand heeft genomen.

We maken onderscheid in twee soorten zichtkeuringen:

  1. Een zichtkeuring, waarbij een collectie getoond wordt, die als een geheel bekeken moet worden en waarbij het hoofdzakelijk gaat om te beoordelen of de getoonde duiven familiaire overeenkomsten vertonen. Gelet dient te worden op eenheid van kleur, eenheid van postuur, eenheid van oogkleur. Daarnaast dient gelet te worden op indruk en conditie. Om de uiteindelijke volgorde te bepalen dienen aantekeningen gemaakt te worden, waarna de prijswinnende groeperingen bepaald kunnen worden.

Deze wijze van beoordelen is geschikt voor grote kampioenen-dagen, waarbij in een vrij korte tijd een rangschikking gemaakt moet worden.

  1. Een zichtkeuring, waarbij de duif per onderdeel op de speciale label voor zichtkeuringen beoordeeld wordt. Hiervoor geldt onderstaand reglement. Deze wijze van beoordelen vergt net zoveel tijd als een handkeuring.

Maakt zo'n duif onderdeel uit van een collectie; dan worden de punten per duif genoteerd en opgeteld. Tot slot wordt dan nog een punt gegeven voor de groep als totaal van 1 t/m 10. Hier voorgelden dezelfde normen voor eenheid als genoemd onder A. De groepering, die dan het hoogste uitkomt heeft gewonnen.

 

1. Kop: belijning en uitmonstering (inclusief oogranden)

De grootte van de kop moet in verhouding tot het overige van de duif zijn: aan de bovenzijde afgerond en naar achteren geleidelijk in de nek overgaand, zonder onderbreking vanaf het puntje van de snavel.

De kop moet goed gevuld zijn tussen de ogen.

De neusdoppen moeten gelijkmatig en symmetrisch zijn en wit van kleur. Een doffer mag niet te fijne neusdoppen hebben.

De snavel moet gesloten zijn als de duif in rust is. De hals moet goed afgerond zijn, zogenaamd uitgesneden.

Oogranden moeten duidelijk aanwezig zijn, maar niet te grof en moeten gelijkmatig, zonder vergroeiingen zijn. De kleur moet wit, grijs of roze zijn.

De kop moet het geslacht uitstralen.

 

09

Fouten:

  • Een te grove of te kleine kop.
  • Een te vierkante of te platte kop.
  • Te grove neusdoppen.
  • Een niet goed gesloten, te lange snavel.
  • Een kuif. Een duif met een kuif krijgt op dit onderdeel punten in mindering en niet bij het derde onderdeel "Gevederte".

 

2. Oog: ligging en uitdrukking

 

De kleur van de iris speelt geen rol. De ogen moeten beide gelijk van kleur zijn. Bij bonte duiven is een iets bont oog toegestaan.

Het oog moet goed ingesloten liggen in de oogranden, aan achterzijde is enige ruimte toegestaan.

Het oog moet glanzend en levendig zijn en "iets uitstralen".

Fouten:

  • Een nat en verkleurd oog. Geheel donkere of zwarte ogen of ogen die flets van kleur zijn.
  • Een misvormde pupil.
  • Een oog, dat aan de voorzijde niet ingesloten ligt in de oogrand.
  • Ogen met een domme of slome uitdrukking.

 

3. Gevederte

Hieronder vallen slagpennen, broekpennen, staartpennen, dekveren en donsveren.

De totale omvang van de vleugel moet evenredig zijn met het formaat van de duif.

De pluimen moeten doorlopen over de bovenstuit naar de staart. De staart moet in gesloten toestand smal en niet te lang zijn.

De laatste slagpen moet volledig ingegroeid zijn op 1 januari, bij keuring voor die tijd beoordelen of op deze datum de duif volledig uitgeruid kan zijn.

Fouten:

  • Een te lange of te korte vleugel t.o.v. het lichaam.
  • Te smalle of te brede pennen.
  • Niet volledig uitgeruide duiven. De eerder genoemde datum 1 januari is in deze maatstafgevend.

10

  • Beschadigde pennen en/of dekveren en alsmede beschadigingen aan pennen tengevolge van een storing in het groeiproces.
  • Niet volgroeide pluimen.
  • Gespleten pen(nen), in gelijmde pen(nen), bloedpen(nen), bui- spen(nen), strik (jabot, weerborstel).
  • Bevederde poten. Enigszins lichte bevedering van het been is toegestaan, de tenen mogen niet bevederd zijn.

 

4. Indruk

Een duif moet levenskracht, elegantie en kwaliteit uitstralen.

Fouten:

  • Sporen van kruising(en) met andere rassen, die eventueel de eigenschappen van de postduif schaden.
  • Zichtbare fouten, die niet onder de bovenstaande onderdelen 1,2 of 3 vallen, moeten hier meegenomen worden.

5. Conditie

De duif moet een zogenaamde “vliegconditie" hebben.

Duidelijke kenmerken van conditie zijn o.a.: schoon van lijf en ledenmaten, vetvlekken en wit poeder op de pluimen, strak in de veren (vooral ook rond de kop), witte neusdoppen, glanzend droge ogen, schone, glanzende poten en vrij van ongedierte.

Algemene opmerkingen  

Indien de duif deel uitmaakt van een collectie, dan krijgt de collectie in zijn geheel nog een waardering van 1 t/m 10.

Punten duif A            ………..

Punten duif B             ………..

Punten duif C             ………..

Punten duif D ………..

Punten duif E ………..

Punten duif F             ………..

Totaal                         ………..            Bij gelijk puntentotaal beslist de eenheid van de collectie

 

Eenheid (1 t/m 10)     ………..

 

LABEL: ZICHTKEURING

                                      Kooinummer                 ……………………………………….

                                      Naam                            ……………………………………….

                                      Ringnummer                 ……………………………………….

                                      Bekroning                     ……………………………………….

1

 

 

 

Kop: belijning, uitmonstering

1 t/m 10

 

 

 

 

2

 

 

 

Oog: ligging en uitdrukking

1 t/m 10

 

 

 

 

3

 

 

 

Gevederte

1 t/m 10

 

 

 

 

4

 

 

 

Indruk

1 t/m 10

 

 

 

 

5

 

 

 

Conditie

1 t/m 10

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal punten

 

 

 

 

 

                           

Opmerking:…………………………………………………

                            Keurmeester:………………………………………………

vraag kan men stellen op oomentijn@hotmail.com.

Oudere vragen klik hier....


 

 

 

 

 

Terug naar startpagina